Gepost door Overijssel – Plaatsbeschrijvingen 1880-1930
DE STAD OLDENZAAL: OORSPRONG EN NAAM.
De bodem van Twente, zoowel voor geoloog als archaeoloog van groot
belang, heeft voor ons bewaard de overblijfselen, die leerzaam zijn voor
beide groepen van onderzoekers van het verleden.
De verschillende voorwerpen, opgespoord of toevallig gevonden,
vergrooten gedurig de beteekenis der musea, waarin zij als getuigen van
vroegere tijden zorgvuldig worden geborgen. In zulke verzamelingen kan
ieder zich overtuigen van het feit, dat reeds voor duizenden jaren het
Twentsche land bewoonbaar was en ook bewoond werd.
Waar de Tankenberg zich glooiend verheft, op welks Z.W. helling de stad
Oldenzaal gebouwd is, moet niet alleen het natuurschoon de eerste
bewoners aangelokt hebben, maar, ieder begrijpt, dat het meer de
praktische voordeelen voor het eenvoudige levensonderhoud waren, die hen
aangetrokken hebben.
Een wildrijk jachtterrein, vruchtbare, gemakkelijk van af de hellingen
te bevloeien weideplaatsen, uitgestrekte bosschen, plaatsen waar klei
gebruikt kon worden tot vervaardiging van het vaatwerk, ongerepte
zandgronden, waarin de urnen en wat over was van den gestorven mensch
een rustplaats konden vinden …. dit alles niet alleen, doch ook de
hooge eschgronden, zoo geschikt voor den graanbouw, het voorkomen van
allerlei steensoorten, waarvan vooral vuursteen en graniet onmisbaar
waren, dit alles in zoo rijke verscheidenheid vereenigd in de omstreken
van Oldenzaal, maakte dit gedeelte van Twente tot een paradijs, dat de
mensch reeds lang vóór de historie een aanvang neemt, zich tot
woonplaats had uitgekozen.
De eerste oorsprong van Oldenzaal was misschien een eenvoudige, door
water omgeven, woon- en schuilplaats. Bij grooter worden van het aantal
bewoners en vooral toen in later eeuwen eene kerk gebouwd moest worden,
was een beter bouwterrein noodig. De kerk werd hooger op de helling van
den Tankenberg gesticht, wellicht op de plaats, waar men gewoon was God
te aanbidden en hem te offeren. Met de kerk als middelpunt vergrootte
zich de stad, die zich uit de laagte en het moeras als het ware had
opgeheven. Grachten en muren werden tot bescherming aangelegd en zoo
ontstond eindelijk de vesting Oldenzaal, zooals wij die zien afgebeeld
op het bekende kaartje van Jacobus van Deventer
(16e eeuw). Deze teekenaar schrijft bij de stad: “Oldezeel”, bij het
water, dat langs de stad stroomt: “Oldezael”. Dit is van belang voor de
verklaring van den naam der stad, een naam blijkbaar aan een oud woord
“sàl”, dat water beteekent, ontleend. Deze uitlegging vindt steun in de
vergelijkende studie van dergelijke plaatsnamen, bijv. Uppsala, Brussel
enz. Eene verklaring, dat hier een zaal of paleis geweest is, is een
verzinsel zonder eenigen grond.
DE St. PLECHELMI-KERK.
De groote kerk van Oldenzaal, gewijd aan den H. Plechelmus,
is het belangrijkste en om zijn oudheid merkwaardigste gebouw. Reeds
ver buiten de stad trekt de hooge, zware toren de aandacht. Evenals deze
is de kerk gebouwd uit natuursteen, afkomstig uit de zandsteengroeven
van het naburige Bentheim. De oudste gedeelten van de kerk zijn ± 1150
gebouwd. De midden- en noordbeuk van het driebeukige schip zijn nog uit
dien tijd over, terwijl de zuidbeuk in 1480 verbouwd en vergroot is.
Met den bouw van den toren is ± 1200 begonnen, de hoogere geledingen
zijn uit later tijd. De rampen, die de stad Oldenzaal getroffen hebben,
o.a. de brand van 1492 en het krijgsgeweld bij de opvolgende
belegeringen, hebben ook de kerk niet gespaard. In den laatsten tijd
zijn kostbare restauraties geschied om dit eerbiedwaardige monument in
stand te houden. Alleen reeds een bezoek aan deze kerk is, om de
merkwaardige bouworde, in Nederland zeldzaam, een reis naar Oldenzaal
waard. Het oudste deel is in Romaanschen, het latere in Gothischen stijl
gebouwd.
Aan beeldhouwkunst is de kerk arm, de indruk van het inwendige is
evenwel machtig door de groote afmetingen en logischen bouw der tot
zware pijlers en muren opgestapelde steenblokken en het genuanceerde
licht, dat door de gekleurde kerkramen binnen valt. Aan weerszijden van
den eersten koor boog bevindt zich een steen, in elk van deze beide
steenen zijn twee leeuwen uitgehouwen. Deze beide steenen stellen
symbolisch de beide hemelpoorten voor, een oud begrip, overeenkomende
met het oud-Germaansche begrip der zonnewenden.
Onder de schatten, die tot de kerk behooren is te noemen het zilveren
borstbeeld van een bisschop bevattend den schedel van den H. Plechelmus.
Dit kunstwerk is vervaardigd in 1438. Onder de schilderijen is te
noemen een geschilderd drieluik (± 1525) voorstellende o.a. de
aanbidding der Wijzen.
Bij een wandeling om de kerk. die geheel vrij staat op een groot plein,
oudtijds als kerkhof gebruikt, treft men bij den toreningang, die
blijkens een opschrift in 1809 hersteld is, verschillende oude
steenhouwersmerken en de rest van een onleesbaar geworden inscriptie.
Aan de Zuidzijde ziet men de muur beschadigd door talrijke loodrechte,
in het midden dieper en breeder wordende, groeven door slijpen ontstaan.
Juist zulke groeven komen voor aan monumenten in Egypte, hetgeen wijst
op een niet speciaal Oldenzaalsche eigenaardigheid. Aan de Zuidzijde is
nog te zien een steen, waarop in het Latijn te lezen staat, dat dit
gedeelte in 1480 is verbouwd. Een kanonskogel, tijdens de belegering van
1626 tegen de kerk geschoten, is als herinnering aan dit beleg
ingemetseld.
Aan de Noordzijde kan men het best een indruk verkrijgen van het
oorspronkelijke kerkgebouw. De kleine rondbogige vensters laten maar een
spaarzaam licht toe. De Noordbeuk is zeer laag, zoodat men in de 17de
eeuw daarop een verdieping bouwde, die tot Latijnsche School werd ingericht. Tegen het einde der 19de eeuw werd deze toevoeging weder afgebroken en de oude toestand hersteld.
Afbeelding: Voormalige Latijnsche school, opgericht 1662
Nadat de kerk sinds 1633 door de Hervormden in bezit genomen was en met
uitzondering van enkele jaren door hen gebruikt kon blijven, is in 1809
het gebouw voor goed aan de Katholieken teruggegeven. De toren kwam in
dat jaar in het bezit der stad Oldenzaal. In 1913 is de toren van een
nieuw uurwerk voorzien ter gelegenheid van de 100-jarige herdenking van
Neêrlands onafhankelijkheid. Onder de fraaie klokken, die medeleven met
alles wat in de stad gebeurt, is de oudste van 1493 en gegoten door G. v. Wou.
Foto: Oldenzaalsche Varkensmarkt bij den Toren
HET STADHUIS.
Dit belangrijke gebouw is gelegen tusschen de groote kerk en de markt,
met den hoofdingang aan de marktzijde. Van dit gebouw is het volgende te
vermelden. In 1510 vernielden de Gelderschen het met geschut en pas in
1559 was het weer hersteld. Buiten het gebouw hing sinds het einde der
16de eeuw de walvisch uit, tenminste een rib van dit groote dier,
bevestigd aan een ijzeren ketting. Dit gebruik, dat op meer plaatsen in
ons land voorkwam: Zwolle. Amsterdam, Den Haag enz ., diende om aldus de
plaats aan te duiden, waar de rechtspraak werd uitgeoefend en het hooge
gezag den zetel had. De Oldenzaalsche walvischrib is nog in de
Oudheidkamer te zien en heeft een opschrift in het Latijn;
“En quae Neptunus profert miracula rerum
Miremur nostris grandia cete locis. 1592.”
Waarvan de vertaling is: “Kijk, welke wonderbare zaken Neptunus voor den
dag brengt. Laten wij met verwondering aanschouwen de reusachtige
zeemonsters op onze kusten.”
De oude meening, dat de rib zou zijn opgegraven in den omtrek van
Oldenzaal is niet juist. Zeer waarschijnlijk is de rib een deel van een
aan de kust gestranden walvisch. Het Stadhuis bewaarde nog andere
merkwaardigheden als symbolen van de uitoefening van het recht en de
verdediging der stadsmuren. Hiertoe behooren de bekende “Stoel van Huttenklaas“, een aantal groote tweehandsche zwaarden en een paar oude loodbussen, die thans in de Oudheidkamer te bezichtigen zijn.
Foto: De dwangstoel van Huttenklaas
Aan genoemden stoel was, vóór zijn doodvonnis op den Galgenbult den
13den September 1775 voltrokken werd, een berucht moordenaar
vastgeketend, daar men vreesde, dat hij ontvluchten zou.
Zulke voorwerpen moesten bewaard blijven, om de rechten der stad aan
ieder duidelijk te kunnen vertoonen. Zij spreken beter tot de menigte,
dan de onleesbare perkamenten, waarvan, door oorlog en onachtzaamheid,
ook niet vele meer over zijn.
De voorrechten der stad Oldenzaal waren niet gering, daar zij als de
voornaamste stad van Twente gold. Oldenzaal was bijv. vrijgesteld van
belasting, zooals die door de andere steden van Twente, als Ootmarsum,
Enschede, Rijssen etc. moest opgebracht worden. Oldenzaal bood, evenals
de groote steden in Salland, een vrijwillig geschenk aan als er een
nieuwe vorst in het land kwam. Het oorspronkelijke stuk, waarin dit
vergund was, bestond al lang niet meer, zoodat in later tijden de stad
zich, hoewel vergeefs, beroepen moest op een paar oude registers. Twee
zulke “schatregisters” zijn nog voorhanden, waarop geschreven is: “Dit
Register dient tot die exemptie ende immuniteit van schattinge oft
verpundinge der stadt Oldenzaal”, en: “Dit Register dient tot bewijs,
dat die Stadt Oldenzaal tot allen tijden schatfrij gewest is.”
De marke Berghuizen, die de stad aan alle zijden omgaf, was van enkele
belastingen vrijgesteld, omdat de bewoners tot diensten aan de vesting
Oldenzaal verplicht waren.
Gedeeltelijk was het Stadhuis bestemd voor waag, politiebureau,
gevangenis, terwijl het achtergedeelte jaren lang voor het onderwijs was
ingericht. In den laatsten tijd heeft men in dezen verwarden toestand
meer orde geschapen, totdat in 1924 zelfs een fraaie nieuwe raadzaal, in
het achtergedeelte gebouwd, in gebruik genomen werd. De breede trap en
de monumentale ingang van het stadhuis zijn niet oud. De storm van 29 November 1836
vernielde den voorgevel, die daarna geheel nieuw werd opgebouwd. Toen
is ook de breede trap, die naar de bovenverdieping voert, gemaakt; op
een oudere afbeelding is zulk een buitentrap niet aanwezig.
In het stadhuis wordt nog bewaard een lijst van een betimmering, waarin
de volgende oude spreuk is gesneden: We – kant – maken – segget – mi
A1554 Dat – et – alman – to – dancke – si.
Deze spreuk vindt men ook in de nieuwe raadzaal geschilderd.
Niet kunnen wij het stadhuis verlaten, zonder een blik geslagen te
hebben op de vele oude stadskaarten e.a. herinneringen aan het verleden,
die de muren versieren, mede op de fraaie oud-Hollandsche kast, waarin
de resten van het oud-archief zich bevinden, op voortreffelijke wijze
geordend door den tegenwoordigen gemeente-secretaris den Heer J. W. F.
van Harten.
DE MARKT.
Als wij de trap van het stadhuis afgaan, komen wij door een breede, doch
korte straat op de Markt. Reeds van af 1049 werd te Oldenzaal eene
weekmarkt en jaarmarkt gehouden. Nu rijden snelle auto’s en motorbussen
over het marktplein, waardoor de marktbezoekers menig angstig oogenblik
doorleven.
De Zaterdagavondmarkt heeft dan ook de wijk genomen naar de Ganzenmarkt,
waar het veel rustiger toegaat en ook de fraaie muziek, op zomeravonden
door de Harmoniecorpsen gegeven, veel beter tot haar recht komt.
De Groote markt was vroeger zeer schilderachtig. De oude karaktervolle
gevels gingen gedeeltelijk schuil achter de hooge lindeboomen, waaronder
de buren ’s avonds converseerden, die in het voorjaar de nachtegalen
konden hooren fluiten. Ook lag hier een van Oldenzaals grootste
merkwaardigheden, n.l. de Groote Steen. Daarom een enkel woord over dit granieten zwerfblok van eerbiedwaardige afmetingen.
Dat soldaten in de 18e eeuw hem van den Tankenberg naar de stad gesleept
zouden hebben, is maar een praatje. In een rekening van 1612 kan men al
lezen, dat de straat gemaakt werd bij: “de grote sten up het marckt.”
Kenners zeggen, dat het een offersteen is. Een volksverhaal leert ons,
dat de heksen hem als offersteen gebruikten, er maaltijd hielden en wel
op den 1sten Mei, omstreeks middernacht. Daarop volgde nog een dansje,
daarna een overhaast vertrek per bezemsteel. Een zeer aandoenlijk vers
over den grooten steen maakte Mej. C. Elderink, dat men niet verzuime in haar dichtbundel te lezen.
In 1860 wilde de Oldenzaalsche vroedschap den steen doen verdwijnen,
welk vonnis door oppositie der gemeenteleden werd verzacht in
levenslange verbanning naar een plaatsje achter het stadhuis. Daar kan
men thans den steen eerbiedig bewonderen en, als men jong is, probeeren
er op te klimmen, zooals elke Oldenzaler in zijn jeugd wel eens heeft
gedaan. Op de Groote Markt is nog te zien een merkwaardige steen met
monogram. Deze steen is na het afbreken van het oude huis in 1919 weder
als sluitsteen van den deurboog gebruikt voor het nieuwe huis. De
letters van het monogram zijn de voorletters van: Caspar, Melchior,
Balthasar, onze lieve Vrouwen Servator Mundi.
MARKTSTRAAT.
Hoewel langzamerhand bijna alle oude gevels van onze stad zijn
afgebroken, is een bezoek aan de Marktstraat, die de Groote Markt met de
Ganzenmarkt verbindt, zeer loonend, omdat hier nog een paar belangrijke
17de eeuwsche gebeeldhouwde trapgevels overgebleven zijn. Het zijn de
woningen der familie’s Palthe en Michgorius.
Het huis aan de linkerhand is in 1923 zorgvuldig gerestaureerd door de tegenwoordige bewoonster Mej. G. J. Palthe,
terwijl in het huis aan de rechterhand, waar vroeger Dr. Michgorius
woonde, de verzamelingen van de “Oldenzaalsche Oudheidkamer” zijn
gehuisvest. Deze vereeniging, opgericht in 1906, stelt zich ten doel het
verzamelen van alles wat voor de geschiedenis van Oldenzaal van belang
geacht kan worden en tevens de bevordering van de studie van het
verleden. Het eerste geschiedt door het inrichten van een museum, het
laatste door jaarlijksche vergaderingen, waarop door de leden
voordrachten worden gehouden. Onder de voorwerpen, die in de
Oldenzaalsche Oudheidkamer de aandacht trekken zijn te noemen: Urnen en
steenen voorwerpen, opgegraven in de omgeving van Oldenzaal.
Merkwaardigheden betreffende de stad in vroeger dagen: tweedehandsche
zwaarden, loodbussen e.a. wapens, de walvischrib van 1592, de stoel van
Huttenklaas 1775, de zilveren insignes en roeden van de twee
stadsroededragers einde 18de eeuw enz. Een door G. v. Wou gegoten
luidklok, 1483, die eerst in het St. Agnes-klooster, daarna in de
Bisschopspoort gehangen heeft. Twee oude torenuurwerken, het eene uit
den toren, het andere van de Bisschopspoort afkomstig. Het laatste is
gemaakt door Jorien Sprakel. Twee oude Oldenzaalsche deurbogen met de
volgende ingesneden spreuken: “Alst Godt behaget, so ist beter binidet
als beklaghet Anno Dni 1589.” – “Fromheit is ein edel kleit womet lenger
drecht wohet beter steit.” De gewoonte, spreuken boven den ingang der
huizen aan te brengen, kwam vroeger te Oldenzaal veel voor; nu zijn de
spreuken op ééne uitzondering na verdwenen.
De Oudheidkamer bevat nog tal van voorwerpen, behalve de genoemde, die
merkwaardig zijn voor de geschiedenis van het dagelijksch leven onzer
voorouders. Alles komt bijzonder treffend uit in het reeds op zichzelf
bezienswaardige oude patriciërshuis.
Het huis in de Marktstraat, dat nu aan de linkerhand volgt en waarin de
Groote Societeit gevestigd is, was vroeger het woonhuis van den
beroemden rechtskenner Mr. Jan Willem Racer.
Een gedenksteen boven den ingang herinnert in gulden letters aan zijn
leven en werken, die van zoo groote beteekenis voor Twente en Overijssel
zijn geweest. Aan de achterzijde heeft dit huis nog een zeer
schilderachtigen houten gevel, waartegen het donkere groen van een
honderdjarigen klimop karaktervol uitkomt.
De genoemde drie huizen met hunne mooie roode daken vormen een geheel,
dat waard is behouden te blijven. Hier kan men vergelijken hoe mooi de
ouderwetsche bouwkunst met eenvoudige hulpmiddelen kon wezen, en hoe
leelijk de moderne producten kunnen zijn, die wij in andere deelen van
Oldenzaal maar al te dikwijls aantreffen.
Door de Marktstraat komt men op de Ganzenmarkt, die door wegbreken van
huizen tot een wijde vlakte is geworden. Een nieuwe muziektent is hier
verrezen, en de veemarkten en de Zaterdagavondmarkten worden hier
gehouden.
Het Ned. Herv. kerkje ligt schilderachtig aan dit plein, beschaduwd door
twee mooie kastanjeboomen, even oud als het kerkje zelf. Den 21sten
Januari 1810 werd er de eerste Godsdienstoefening gehouden. In de kerk
is nog een mooie koperen kerkkroon en in den toren bevinden zich een
uurwerk en klokken van 1728. In 1924 werd de kerk van binnen
gerestaureerd.
INDUSTRIE.
Spaarzaam zijn de berichten over de Oldenzaalsche industrie in vroegeren
tijd. Wel had In 1658 Hendrick Tenckingh een “glasemaeckersoven” in een
hut bij de Bisschopspoort en in 1666 Jan Hampsinck een “tinnegieters
oven”. Ook kwamen verschillende smederijen, bierbrouwerijen enz., doch
alle klein van omvang, voor. De papierindustrie, watermerk: “de halve
Maan”, die in 1841 voor het eerst begonnen schijnt te zijn door Wijnand
Nieuwenhuis, leidde 25 jaren een kwijnend bestaan en verdween. Het
eenige, dat in Oldenzaal met succes beoefend werd, was de aloude kunst
van het weven. Eerst als huisindustrie begonnen, later in kleine
fabriekjes, eindelijk als grootbedrijf beoefend, heeft deze industrie
Oldenzaal groot gemaakt. Naast jute, was het vooral katoen, die hier
bewerkt werd. Een korten tijd heeft E. A. Tegel vanaf 1837 zijde
geweven, waarvan het resultaat op de tentoonstelling te Zwolle in 1840
zeer geprezen is.
Vooral in de laatste helft der vorige eeuw heeft de textielindustrie te
Oldenzaal belangrijke afmetingen aangenomen, de fabriekscomplexen der
Firma H. P. Gelderman
en Zonen, aan de spoorlijn Almelo-Salzbergen gelegen, maken een
grootschen indruk; ook de Koninklijke Oldenzaalsche Stoomweverij en de
Firma W. Kan zijn tot belangrijke fabrieken uitgegroeid. Het grootste
deel der Oldenzaalsche inwoners heeft zijn bestaan dan ook aan de
textielindustrie te danken. Door den opbloei van den landbouw in de
omgeving, is Oldenzaal echter ook voor de landbouwers een belangrijk
centrum geworden. De aan de oostzijde der stad gelegen coöperatieve
landbouwvereeniging en de boterfabriek zijn hiervan een sprekend bewijs,
terwijl de eenmaal in de veertien dagen gehouden weekmarkten nog steeds
groeiende zijn. De reeds uitgebreide veemarkt, vroeger ganzenmarkt
genaamd, is belangrijk vergroot doch kan op de Maandagmarkten nauwelijks
al de bezoekers bevatten, die van heinde en verre met hun vee naar
Oldenzaal trekken. Het loont wel de moeite dan het bezige gedoe der
Twentsche landbouwers in oogenschouw te nemen.
Foto: Bad- en zweminrichting.
Een belangrijke aanwinst voor Oldenzaal is voorzeker ook de Bad- en
Zweminrichting, gelegen in de Steenstraat tegenover het Postkantoor, een
geschenk van den Heer H. P. Gelderman. Ook het nieuwgebouwde
Carmel-Lyceum aan de Lyceumstraat en Beukstraat, is voor de ingezetenen
van Oldenzaal van onschatbare waarde.
Foto: Carmel-Lyceum.
DE OMSTREKEN.
Een der mooiste plekjes van Twente, zoo niet van Nederland, is
ongetwijfeld de Lutte bij Oldenzaal. Vroeger vrij onbekend is het in de
laatste vijf en twintig jaren een bekend en geliefd stuk natuurschoon
geworden. Geen grootsche ruwe natuur met rotsen en klaterende
watervallen, geen eindelooze bosschen en onafzienbare vlakte’s, maar
wisseling, waar we ook onze oog en wenden. Geen uitgestrekte weilanden
en groote boerenhofsteden, maar typische roodgedakte boerenhuizen
tusschen hoog geboomte, gelegen aan een esch met heggen en wallen
omzoomd; geen hectaren en hectaren bosch aaneen, maar hier een stuk
bronsgroen van jonge eiken, daar plekken geelbruin van lommerrijke
beuken, elders het zwarte groen van donkere sparren, daar tusschen weer
het zachte groen der weiden en het goudgeel van het koren in den esch;
geen hooge bergen met sneeuw bedekt, maar blauw-wazige heuvels, overal
den horizon begrenzend, glimmende torenspitsjes of rookwuivende
fabrieksschouwen in het verre verschiet; geen breede rivieren, maar de
grillige Dinkel en kleine kabbelende beekjes; alles wisseling, alles
liefelijkheid.
En langzamerhand zijn er de groote buitenverblijven gekomen der
Twentsche fabrikanten, als kleine witte en roode kasteeltjes, hangend
tegen den heuvelrug. Ik herinner me nog, dat nu een vijf en twintig jaar
geleden een oude boer tegen mij zeide, dat hij ’s avonds in den nevel
overal groote huizen had zien staan op de heuvels in de Lutte en als
kind lachte ik er om, want er stond daar nog geen enkele villa en ik
vond het dwaas, dat iemand een groot huis zou gaan bouwen om te gaan
wonen in de Lutte. Maar het voorspooksel, zooals de boeren dat noemen is
bewaarheid en wel heel spoedig. De eene villa volgde op de andere:
Hotel het Zwaantje, Egheria, het Kruusselt, het Nijhuis en zoovele
anderen.
Foto: Het Groot Bavel in De Lutte
Doch ook de Twentsche boerenhuizen zijn gebleven met hun oude
gevelteekens en stypelteekens. Wel zijn de echte lösse huuze te tellen,
maar het karakter der boerenwoning is bijna overal nog bewaard gebleven
en het karakter der bewoners is er gelukkig ook nog.
Vele oude onbegaanbare zandwegen zijn in goede verharde wegen
herschapen, goede fietspaden en kerkpaadjes doorsnijden velden en
bosschen; wel is er wat van het primitieve leven verloren gegaan, maar
het oudsaksisch erfrecht is nog in eere en de noabers plichten bestaan
nog en in de donkere dagen voor Kerstmis klinkt nog het eentonige geluid
van den Midwinterhoren over de velden, terwijl met Paschen de laaiende
Paaschvuren de komst van de naderende lente verkonden. Maar de boer
woont nu niet meer afgelegen van de stad, goede grintwegen verbinden de
steden en de dorpen; de eigenaren der buitenverblijven hebben wegen
aangelegd naar hunne villa’s en de boeren hebben vele heidevelden
ontgonnen; nieuwe boerderijtjes zijn verrezen en bij de boeren is
welvaart gekomen. Ook het natuurschoon is nog niet bedorven, alleen meer
bereikbaar dan vroeger en de vreemdelingen zijn gekomen en komen nog
steeds en staan verstomd over dit wondere landschap.
Wij willen U een gids zijn en wijzen op het vele moois, daarom geven wij
U een goede kaart door dit zoo rijk door de natuur begiftigde gebied,
geven U enkele mooie wandelingen aan langs de fraaiste punten, maar het
is ondoenlijk al de prachtige plekje te noemen, al de doenbare
wandelingen te memoreeren. Ook is het een aangename sport, aan de hand
van deze gegevens, zelf verschillende wandelingen, auto- en fietstochten
te combineeren. U vindt aangegeven welke wegen voor den wandelaar zijn,
waar de goede fietspaden liggen, welke wegen voor auto’s zijn te
berijden.
INLEIDING WANDELINGEN.
Alvorens de wandelingen te beschrijven, dient de aandacht van den
wandelaar gevestigd op het volgende. In de omstreken van Oldenzaal en
ook nog soms in de stad zelve, kan men nog voorbeelden zien van den
ouderwetschen bouwstijl, vooral gekenmerkt door de houten gevels, de
vakbouw en de groote inrijdeur met den stiepel. De houten gevels
vertoonen voor en achter van het huis boven aan den nok eigenaardige, in
een loodrecht staande uitstekende plank uitgezaagde, figuren. Het huis
bestaat uit een samenvoeging van eiken balken. De vakken daartusschen
worden aangevuld met takken vlechtwerk en leem, zoodat op goedkoope
wijze een muur, die uit kleine vakken bestaat, verkregen wordt, maar die
zeer stevig is. Deze oude manier van bouwen wordt evenwel niet meer
toegepast. Ook een halve steen dik metselwerk van baksteenen is
voldoende om de vakken tot een stevig geheel aan te vullen. Het dak is
van stroo of pannen.
Foto: Schuur bij boerenwoning bij Rossum.
Afzonderlijk staan de schuren, waarin niet het vee gestald wordt, daar
dit in het huis zelve is ondergebracht. Soms is bij het huis een kamer
aangebouwd, de bovenkamer genoemd. Voor wij binnentreden, kunt gij de
schilderachtige put bemerken, waarvan de putgalg het ophalen van het
water gemakkelijk maakt. Naast het huis ziet men veelal de altijdgroene
Taxisboom (Taxus baccata), die reeds in de oudste tijden hoog geschat
werd. Boven de put blaast men omstreeks Kerstmis op den midwinterhoorn,
een houten blaasinstrument van zeer ouden vorm.
Foto: “De Hulst” aan den Bentheimerweg. Sneeuwgezicht met Taxisboom en put.
Put en taxisboom ziet men op onze afbeelding: Wintergezicht op het
boerenhuis “de Hulst”, gelegen aan den Bentheimerweg bij Oldenzaal
tusschen de villa’s de Hulst en Egheria.
Om een boerenhuis binnen te treden. kan men gebruik maken van twee
ingangen aan de tegenovergestelde einden van het huis, de boven- en de
benedendeur (baovendöre en niendöre). De laatste is vanaf den weg het
gemakkelijkst te bereiken en is een gedeelte van een groote poortvormige
deur, waardoor de boer zijn zwaar geladen wagens in den oogsttijd naar
binnen rijdt op de uit van hard gestampte leem gemaakte deel. Daartoe
moet hij evenwel de beide deurhelften openen en den middenpaal (stiepel)
wegnemen. In zeer oude huizen is maar één woonruimte, waarin mensch en
dier ordelijk samenleven. Zulk een “lös hoes” (open huis) is nu een
zeldzaamheid geworden, daar de Tukker (Twentenaar) zich aan meer comfort
gewend heeft en zijn huis op moderner wijze laat bouwen of verbouwen.
Het boerenhuis in Twente wordt gewoonlijk Saksisch genoemd. De
gevelteekens en stiepelfiguren leeren evenwel anders. In de buurt van
Oldenzaal zijn de bekende Saksische paardenkoppen boven aan den gevel
uiterst zeldzaam. In de plaats daarvan treft men symbolische
voorstellingen aan van hemel, zon en maan als versiering. Deze behooren
aan een andere beschaving, zijn niet Saksisch doch misschien
Frankisch-Keltisch.
Foto: Twentsche boerenwoning met gevelteeken en niendeur.
In de buurt van Oldenzaal treft men in de meeste gevallen een
symbolische voorstelling aan van de drie zichtbare maangestalten n.l.
toenemende, volle en afnemende maan. De keuze van dit hemellichaam staat
in verband met den invloed, die de maan op landbouw en veeteelt gezegd
wordt uit te oefenen. Uit verschillende waarnemingen kan men opmaken,
dat ook Oldenzaal, als men het zoo noemen wil, eene maanstad geweest is.
Daar niemand verzuimen zal het schoone uitzicht vanaf den koepel op den
Tankenberg te genieten, zal de aandacht getrokken worden door de
volgende opschriften, die buiten aan genoemden koepel zijn te lezen. Het
eerste, boven de deur luidt als volgt: “Profana simul et sacra et
celeberrimum illis gentibus templum quod Tanfanae vocabant solo
aequantur. Tac: lib : I cap: LI”.
Daaruit kan de lezer, die deze bekende plaats uit Tacitus hier voor zich
ziet, opmaken, dat op den Tankenberg zich het heiligdom van Tanfana
bevond, vóórdat het in het jaar 14-16 na Chr. door de Romeinen werd
verwoest. Historisch is dit evenwel zeer onwaarschijnlijk en alleen een
toevallige overeenkomst van den naam schijnt aanleiding tot dit
vermoeden te zijn geweest. Van meer belang is het gedicht, dat vóór op
de stoep staat ingebeiteld, en afkomstig is van den Heer J. Weeling, die
in het midden der 19de eeuw rector van het Oldenzaalsche Gymnasium was,
en dat ik hier voor U afschrijf:
Ist alles wisseling waar we ook onze oogen wenden:
De tijd bouwt weder op, terwijl zijn hand verstoort.
Hier golfde eens de zee, waar nu de akkers tieren,
En uit vermolmd qebeent’ kwam nieuwe groeikracht voort.
En evenals natuur herrees in schooner luister
Bestraalde ook hooger licht het menschelijk verstand:
Hier toch waar ’t heidendom orakeltaal deed hooren,
Staat nu ter eere Gods het dierbaar kruis geplant.
Laat dan de wufte tijd ook eens deez’ heuvel sloopen.
Ligt rijst nog schooner plek in dit bekoorlijk oord.
Maar dan zelfs als heel d’ aarde haar einde is genaderd.
Brengt toch de leer van ’t kruis haar vruchten eeuwig voort.
WANDELINGEN.
Uit de vele wandelingen in de buurt van Oldenzaal doen wij een groote
greep, zooveel mogelijk rekening houdend met de verschillende wenschen
van toeristen. Hoofdzakelijk hebben wij er echter op gelet, U vooral een
beeld te geven van het veelzijdige van dit wondermooie Twentsche
landschap. Wij geven daarbij tevens aan, welke tochten geheel, welke
gedeeltelijk voor fietsrijders geschikt zijn.
Als uitgangspunt nemen wij steeds de Groote markt en leiden U eerst om
het stadje. De meeste wandelingen zijn langs de kleinere wegen met
kleuren en teekens aangegeven. (De teekens langs de wegen zijn bij de
uitgave van dit boekje nog niet aangebracht, doch Vreemdelingenverkeer
heeft toegezegd hier spoedig zorg voor te zullen dragen.)
1. Korte wandelinq van 3/4 uur, geheel voor fietsrijders geschikt.
Langs Mettenjan, de Haerweg, over de Hulst en den Bentheimerstraatweg
terug.
Langs Marktstraat en Hofmeijerstraat bereiken wij de spoorkruising van den tram naar Denekamp;
hier slaat men den sintelweg rechts af, volgt dezen tot aan het hek dat
toegang geeft tot Huize de Haer, slaat links af, en volgt het paadje,
dat tusschen de boerderij Mettenjan en den tuin van de Haer doorloopt.
Aan het einde van dezen weg ligt de aardige tuinmanswoning van de Haer.
Hier volgt men den Haerweg naar links. Een vijftig meter verder ligt
rechts het Landreben Allee, links huize Kalheupink van den Heer H. J. H.
Gelderman, het eerste buitenverblijf bij Oldenzaal, het stamhuis der
familie Gelderman. Prachtig mooi ligt de witte villa in het groote park,
waardoor men vrij mag wandelen. Bij de wegkruising rechts naar de
Koppelboer, in het midden naar het Nijehuss, volgt men den links
loopenden Haerweg, zich buigend om het Kalheupink, links langs de
begroeide tuinmanswoning, rechts langs het kasteelachtige Scholtenhaer
van den Heer P. J. Gelderman voerend. Een eindje verder heeft men links
een aardige blik op het stadje met zijn ouden toren, het spitse torentje
van het klooster der Benedictinessen en het gewirrewar der daken. Een
mooie beukenlaan brengt ons nu naar den Bentheimerstraatweg. Wij steken
dezen over en komen zoo op de oprijlaan naar huize de Hulst, bewoond
door den Heer Joan Gelderman,
gelegen in het z.gn. Bosallee, vroeger behoorende aan den Heer Bos, een
bekend oud-Oldenzaler. Het buiten ontleent zijn naam aan het rechts
gelegen boerderijtje de Hulst. Hier werden nog de overblijfselen
gevonden van een oude pottenbakkerij, welke nu in de Oudheidkamer
bewaard worden. Langs het in roode baksteen opgetrokken huis buigen we
links af en steeds den goed onderhouden rijweg volgend, wandelend over
het mooiste gedeelte van het vroegere Bosallee, komen we op den
Bentheimerstraatweg terug, die ons links langs de Boterfabriek, rechts
langs aardige huisjes naar Oldenzaal terug voert.
2. Wandeling van 2 uur geheel voor fietsrijders geschikt. Langs den
Haerweg, de Leemsteeg, over Boerskotten, terug langs het Lossersche
voetpad (Groene punt.)
Deze korte wandeling schenkt den natuurliefhebber een aardigen kijk op
de groote afwisseling van het Twentsche landschap. Wanneer wij over de
Veemarkt en de Wilhelminastraat de stad verlaten, volgt men den Haerweg
en slaat den eersten zijweg langs het met klimop omgroeide Eik en Dal
rechts af, langs Villa-Nova van Notaris Nieuwenhuis. Een sintelweg voert
over de spoorlijn, tusschen de velden en akkers, langs kleine
boerderijtjes naar het landgoed Boerskotten, aldus genaamd naar het
kleine boerderijtje (kotterplaatsje) door Boers bewoond, dat vroeger
tegen de berghelling gelegen was, doch nu geheel is verdwenen.
Foto: Laan op Boerskotten.
Onze wandeling voert nu dwars over het aan de familie Essink behoorende
landgoed. De kronkelende weg brengt ons langs eikenboschjes en
kreupelhout op den bergrug. Op den driesprong heeft men achter zich een
heerlijk vergezicht. Rechts ligt tegen de berghelling te midden van een
wisseling van groen en boomen en weiden Scholten Haer, in het midden op
den berg, Egheria. Voor ons prijkt het witte beeld der jachtgodin Diana
tegen een achtergrond van eikenboomen, die de groenende weiden omzoomen.
Wij slaan den weg in naar het koepeltje, waar rechts in de diept de
stad voor ons ligt en vervolgen den weg langs de tennisbaan door een
mooie eikenlaan, afgewisseld door bruinende beuken, tot we door een hek
den postweg bereiken, dien we wederom rechts afslaan naar het Haerman
van Mevr. Blijdenstein.
Al spoedig verlaten we nu het bosch en zien rechts het roode dak der
boerderij het Haerman voor ons oprijzen. Een breede weg voert rechts
naar de boerderij. We vervolgen echter onzen recht doorloopenden weg tot
het nu eerstvolgende zijpaadje rechts, dat ons al spoedig op het goed
onderhouden Lossersche voetpad brengt.
Overal aan weerszijden van het pad boeit het natuurschoon ons oog.
Achter een glooiend grasveld ligt voor ons een idyllisch boerderijtje,
terwijl boven het dak de oude reus, de Plechelmustoren, geflankeerd door
den watertoren, verrijst. Gedurende de heele verdere wandeling blijft
de toren onze gids. Langzamerhand komt het heele stadje te voorschijn
met zijn schoorsteenpijpen en fabrieken en roode en blauwe daken. Bij
het spoorwegemplacement uitkomend, moeten we twee keer de spoorlijnen
oversteken om de Spoorstraat te bereiken.
3. Wij geven nu een zeer groote wandeling van circa 6 uur, ongeveer
overeenkomend met den wandeltocht van den Ned. Wielrijdersbond. (Blauwe
streep.)
Dit is wel een der mooiste meest afwisselde excursies, die men in de
buurt van Oldenzaal kan maken. Zij voert ons over de Koppelboer, het
Nijhuss en het Beernink naar de Lutte, over het Hanhof en langs de
Dinkel naar Denekamp, terwijl men over Austieberg, Haakenberg, de
Völker, Tankenberg terug keert. Met eenige kleine wijzigingen is deze
tocht ook zeer goed door fietsrijders te maken. Ook kan men zeer goed
gedeelten van den tocht nemen, b.v.: tot aan de Lutte de wandeling
volgen en over den Bentheimerstraatweg terug (circa 3 uur), geheel
geschikt voor fietsers.
Over den Bentheimerstraatweg, het Hanhof en langs de Dinkel naar
Denekamp, vandaar met het treintje, of per fiets over den
Denekamperstraatweg (circa 4 uur). Voor fietsrijders moet langs de
Dinkel de weg iets gewijzigd worden.
Met het treintje naar Denekamp en over Haakenberg, de Völker, Tankenberg
terug (2 1/2 uur). Dit is beter dan omgekeerd, daar men zoo steeds
daalt, voor fietsrijders wegens het heuvelachtige van het terrein wel
wat vermoeiend.
Wij geven echter den geheelen tocht, men kan dan zelf de grootere of kleinere deelen uitzoeken ter wandeling.
Wij verlaten de stad langs de Marktstraat, de Hofmeijerstraat en de
Scholtendijk. Tusschen groenende weiden voert een pad naar het buiten Kalheupink.
Wij betreden het mooi aangelegde park en laten het witte buiten rechts
liggen. Op de vijvers aan onze linkerhand drijven witte eendjes, rond
het veelkleurige Chineesche tempeltje. Onzen weg rechtdoor vervolgend
komen wij buiten het park op een viersprong en moeten nu den weg nemen,
die naar de Koppelboer leidt. Het achter de weiden gelegen eikenbosch is
het lommerrijke Landreben allee, van Mevr. de Wed. C. M. Gelderman
reeds in vroegere tijden een geliefde wandelplaats voor de Oldenzalers.
Half weg de Koppelboer ligt rechts van den weg het Café Kalter. Nu
begint de weg te stijgen en al spoedig zien we tusschen de boomen de
villa de Koppelboer liggen van de familie Stork, door oude eiken
beschaduwd. Wij draaien links om de villa heen en staan plotseling voor
de diepe doorgraving
van den Koppelberg, waardoor honderden treinen ons vaderland
binnenstoomen of verlaten. De sintelweg voert nu door een dicht
beukenlaantje langs de tuinmanswoning “de Bijenkorf” naar het Nijehuss.
De oude boerderij ligt rechts, het mooie buiten van den Heer
Blijdensteln links van den weg. Het Nijehuss was een oud leengoed van
den abt van Werden en tot in het midden der vorige eeuw werd door den
toenmaligen eigenaar den Heer Nieuwenhuis den leeneed aan den abt
afgelegd.
Het buitengoed het Nijehuss is ongetwijfeld een der mooiste landgoederen
hier uit de streek. De oorspronkelijke natuur is gespaard gebleven,
doch in banen geleid. Tusschen de boomengroepen kleuren heesters en
bloemen, bont vee graast in de weiden, in het rond liggen kleine
boerderijtjes. Bij de villa heeft men een prachtig vergezicht. Links de
rookende schoorsteenpijpen, uitstekend boven het groen der boomen, de
oude toren van Oldenzaal scherp afgeteekend tegen de lucht, in het
midden Scholtenhaer met zijn twee torentjes, als een kasteeltje, verder
rechts het witte Egheria
en de bosschen van het Kruusselt. Over de verklaring van het boven de
villa staande opschrift, het Nijehuss in de Elfter Lescap spraken we
reeds in onze inleiding.
Foto: Oude Molen in de Lutte.
Nu vervolgt men den sintelweg en slaat bij den handwijzer, die naar het
Beernink wijst, af. Eerst komt men langs de interessante boerderij “het
Monninkhof”, sinds oude tijden een der voornaamste hofsteden uit de
Elfter Lescap. Het erve Monninkhof, dat in 1280 Elvetree heet is niet
genoemd naar een monnik, doch naar de moane d.w.z. maan. Het
eigenaardige gevelteeken op het huis aan de zijde van de niendeur is
daarmede in overeenstemming.
Een fraaie laan met hooge eiken voert tusschen het Beernink van den Heer
G. P. Bloemen en den Heer H. J. H. Gelderman naar de eigenlijke
ingangspoort van het Beernink van den Heer Gelderman. Wij volgen het
donkere dennenlaantje tot de buiging van den weg, verlaten den sintelweg
en volgen nu het mooie landelijke kerkpad naar het Lutterkerkje,
prachtig gelegen temidden van opgaand eikenhout. In het liefelijk
gelegen bosch liggen talrijke kapelletjes, waarlangs jaarlijks processie
gehouden wordt, gevolgd door de Lutter parochianen in landelijke
eenvoudige vroomheid.
Langs een ander kerkpad bereikt men den Bentheimerstraatweg, steekt
dezen over en volgt weer het kerkpad naar de groote boerderij het
Hanhof, toebehoorend aan de familie Koek. Rechts voor de boerderij een
groote esch, links groenende weiden, voor ons een dalende weg met
begroeide wallen aan beide kanten, in de verte in blauwe nevels de
bergen van Bentheim, voorwaar een prachtig stukje van de Lutte. De naar
beneden voerende weg brengt ons tot aan een eikenbosch, maar langs het
bosch steeds rechtdoor wandelend, komen we tegenover de boerderij het
Stuthof op den straatweg de Lutte-Denekamp. Deze wordt overschreden. Was
tot nu de bodem kleiachtig, plotseling zijn we op een mullen zandweg
gekomen, leidend naar de Kribbenbrug, die ons over het grillige
riviertje de Dinkel, naar het Lutterzand brengt.
Foto: Lutterzand bij Grönensted.
Den rechtsvoerenden weg vervolgend komen we door dennenboschjes en over
zandheuvels bij den Grönensted; ten onrechte als groenenstaart
bestempeld, maar sted wil zeggen stede, hier dus het groene stuk. In
tegenstelling met de zandheuvels aan deze zijde der Dinkel ligt aan den
overkant de groene delta, de weiden, de boerderijen de Reijmer en Kramer
van de familie Gelderman.
Plotseling zien we een geheel ander landschap voor ons liggen. We
bevinden ons als het ware in een duinlandschap van stuivende heuvels,
hier en daar met dennen begroeid; voor ons in de diepte het kronkelende
stroompje langs met populieren omzoomde weiden. in de verte de
boerderijen. Zoo is het gezicht in den zomer, in den winter is het
kleine beekje een groote stroom geworden, de gröne sted een groote
waterplas.
Dwars door het Lutterzand voert de weg naar de Dinkel terug en bereiken
we langs de Meulemansbrug, bij het temidden van mooi houtgewas gelegen,
erve Meuleman, den overkant. Hier wederom een geheel ander gezicht op
het aardige riviertje, lage vruchtbare
met eiken begroeide oevers, laag kreupelhout en een weelde aan bloemen.
(Wielrijders steken bij de Meulemansbrug niet over, maar volgen het
fietspad aan de oostzijde van de Dinkel tot Denekamp). Tot aan de
Kampbrug kan men te voet heel gemakkelijk de oevers volgen, hetgeen voor
natuurliefhebbers zeker de moeite loont.
Nu loopt eigenlijk geen goed pad meer langs het riviertje, toch kan men
zonder af te dwalen, steeds de oevers van het riviertje volgend,
Dinkeloord bereiken. Die echter bang is voor wat stekelige brem en niet
al te mooie paadjes, doet beter bij de Kampbrug links af te slaan en
langs den straatweg over goed gebaande wegen Hotel Dinkeloord te
bereiken. De consumptie in dit landelijke Hotel is zeer aan te bevelen,
wie echter wil overnachten, doet goed in het seizoen eerst plaats te
bespreken.
Het ligt niet op onzen weg de omgeving van Denekamp en de
merkwaardigheden van dit Twentsche dorp te behandelen. Het
vreemdelingenverkeer aldaar heeft voor goede gidsen gezorgd. Even zij
hier vermeld, dat een wandeling in het Sterrebosch, naar het Singraven
en de watermolen en door het Borgbosch de moeite volop loont. Op
Dinkeloord geeft men U gaarne al de betreffende inlichtingen.
Een geheel ander beeld van afwisselende natuur geeft ons de terugweg te
zien. Langs den straatweg Denekamp-Oldenzaal bereiken we spoedig den
straatweg Denekamp-de Lutte-Losser, dien we volgen tot aan de school. Nu
kunnen we twee wegen volgen, die beide door een zeer mooi landschap
naar ons doel voeren en bij het Ophuis samen komen.
De eerste kortere, een uur gaans, brengt ons langs een zandpad loodrecht
op den straatweg staande en dat wij steeds rechtuit volgen over het
Hakenberg, zij voert over het met mooie bosschen begroeide landgoed van
den Heer Blijdenstein, langs aardige boerderijen en groote stukken
ontgonnen veld naar het landgoed de Völker.
Wanneer aan onze linkerhand temidden der groenende velden, en
geelwuivende korenakkers een wit boerderijtje verrijst, wij in de verte
de witte streep zien van den Denekamperstraatweg, voor ons een donkere
streep ligt van donkergroene dennenbosschen, komen we aan den
gedeeltelijk verharden weg, die over de Völker naar Ophuis voert. Wij
slaan nu links af, rechts dennebosschen, links het boerderijtje de
Snappert, achter een met Amerikaansche eiken begroeiden wal en blijven
den over de Völker voerenden weg, die zich spoedig rechts buigt, volgen.
Van het rechts gelegen gedeelte is de Heer ten Cate eigenaar, het
linker deel behoort aan den Heer A. A. F. Nieuwenhuis. Spoedig zien we
het landelijke boerderijtje het Geerthuis voor ons liggen.
Foto: Het Geertshuis op de Völker
Het aardigste is nu den stijl naar bovenloopenden weg te volgen
(wielrijders even de fiets aan de hand tot het Ophuis) en het loont wel
de moeite boven even den weg te verlaten en rechts het mooie vergezicht
te bewonderen, dat achter den boomgaard, de typische pracht van deze
streek aan ons vertoont. Voor ons groenende en gelende velden,
bomengroen in alle kleurschakeeringen, daartusschen plekken rood van de
daken der boerenhuizen, in de verte het wazige blauw der heuvelen bij
Ootmarsum. Wij moeten echter den linker weg volgen, die door een
lommerrijk eikenbosch naar de boerderij het Ophuis voert, die boven het
stijgende pad spoedig te voorschijn komt.
De tweede weg, circa 1 1/2 uur gaans, meer links loopend, brengt ons
naar den Austieberg, prachtig gelegen, met mooie vergezichten en naar
de boerderij het Haakenberg. Hier volgen wij rechts den sintel weg naar
Lage-Kawik en komen nu op een mooien landweg. Aan onze rechterhand
liggen de eikenbosschen van het Duivendal en de Völker, links een groote
esch, voor ons de tusschen hooge eiken gelegen boerderij het Ophuis van
den Heer Nieuwenhuis, achter ons de heuvelen van Bentheim. Tusschen de
boomen door ziet men rechts nog het sierlijke buitenhuisje het Duivendal
van den Heer ter Kuile, van waaruit men wederom een schitterend
boschgezicht heeft.
Hier komen de twee wandelingen samen en volgen we den langs het Ophuis
naar het westen voerenden weg en komen langs eiken- en dennenbosschen op
een zandig pad, waar vroeger het zand voor de nu verdwenen
steenbakkerij werd gegraven. Een oogenblik heeft men bijna een
duinlandschap, dan weer weelderige velden en schaduwgevende eiken, en
rechts een buitengewoon vergezicht op Rossum en Ootmarsum. Nu moeten we
links afslaan en wel even goed de teekens volgen. Door geurende dennen,
steeds dalend, we waren hier op een der hoogste punten, komen we op den
weg langs den Tankenberg, een goed onderhouden, prachtige wandelweg, die
nu gemakkelijk te volgen is en zeker in alle opzichten een belooning
voor onzen tocht; mooie lanen, uitgestrekte weiden, heerlijke
vergezichten, links de heuvels met het koepeltje de Tankenberg. Onze weg
voert nu door de z.g. Wittewivenstegge, waarvan van Lennep spreekt in
“Onze Voorvaderen”. In de diepte rechts ligt het boerenerve het Rikkert,
boven ons links op den berg de villa Egheria van den Heer ten Cate, die
ook de eigenaar is van de links en rechts van den weg gelegen bosschen
en landerijen.
Foto: Weg naar Tankenberg
Schilderachtig zijn ook de landwegen, die rechts naar beneden voeren,
schilderachtig het vergezicht, dat zich voor ons ontplooit, als we den
hollenweg de Wittewivenstegge hebben verlaten, schilderachtig de
boomgroepen rechts en links van den weg op de heuvels en de bloeiende
brem in het voorjaar.
Langs denzelfden weg kunnen we rechtuit gemakkelijk den
Bentheimerstraatweg ereiken, mooier echter is de weg die ons brengt over
’t landgoed de Hulst, dat de Heer Joan Gelderman welwillend openstelt,
als publieke wandelweg. Langs het laatste gedeelte van den
Bentheimerstraatweg zijn we nu spoedig weer in de stad aangekomen.
4. De nu volgende wandeling binnendoor naar het Zwaantje en door de Hel terug is bijna klassiek te noemen voor de Twentenaars.
We geven dan ook hoofdzakelijk een beschrijving om nog eens op enkele
mooie punten en bijzonderheden de aandacht te vestigen. (Bruine
vertikale streep).
De stad verlatend langs den Scholtendijk, het kleine paadje langs
Kalheupink volgend, komen we bij den tuin van de eertijds daar gelegen
villa de Klieverik op den sintelweg. We steken dezen over en gaan nu
langs het pad, dat links van de Klieverik loopt. Al spoedig komen we bij
de boerderij het Parrevoort. Hier begint reeds het echte
heuvellandschap van de Lutte met lommerrijke lanen en mooie
vergezichten. Terwijl rechts in de verte de hooge schouwen der
Enschedesche fabrieken den roem van Twente verkondigen, graast vlak bij
ons het roode en zwartbonte vee in de weiden. Het is hier overal
glooiend terrein, geen groote bosschen of velden, geen uitgestrekte
weilanden, maar een smal landweggetje langs kleine boschjes van
bronsgroen eikenhout, stukken akkerland en schaduwgevende laantjes. Door
een hollen weg met beuken begroeid komen we bij het boerderijtje de
Schutte van Mej. G. J. Palthe. Hier krijgt men den indruk of men zich op
een kleine Alpenweide bevindt, bosschen op den achtergrond. een
heuvelrug voor ons. We moeten nu het eerste pad rechts door het
kreupelhout volgen, om zoo in het Kruusselerbosch van de familie Palthe
te komen, een mooi beukenbosch, dat weliswaar in 1925 van den Augustusstorm
heeft geleden, maar waarvan het mooie geheel toch gelukkig niet
verstoord is. Midden in het bosch ligt het huize Kruusselt van den Heer
R. van Wulfften Palthe, een weinig meer rechts het mooie door de Bazel
gebouwde villatje de Boschkamp van de dames Gelderman en links voor ons
zien we al spoedig het Hotel Pension het Zwaantje door de boomen
schemeren, een geschikte plaats om even de wandeling te onderbreken en
uitgerust den verderen tocht te aanvaarden.
Wij slaan nu den Sintelweg in rechts van Het Zwaantje, volgen dezen
niet, waar hij rechts afbuigt, maar gaan rechtdoor over een zandweg, tot
we links een klein laantje afslaan, dat ons door kleine kronkelende
laantjes naar de Hel brengt. De hel is een diepte tusschen de
heuvelruggen, die we ook aantreffen bij het Welhuis en de Völker en
verder bij het Hanhof.
Volgens de traditie zouden langs dezen weg de steenen van den
Oldenzaalschen toren vervoerd zijn en daardoor zou de inzinking zijn
ontstaan. Volgen we nu de beukenlaan, die recht voor ons ligt, dan komen
we op den weg, die van de Völker naar den Tankenberg leidt. Wij moeten
echter den weg volgen, die ons door de teekens is aangegeven.
Het is moeilijk het grillige natuurschoon van de Hel te beschrijven: z’n
bergweiden in het midden, de kleureffekten van glimmende berken en
donkere dennen, waar het aardige boerderijtje het Middelkamp doorheen
komt kijken met zijn roode luiken, links op den achtergrond het Rookhusz
van den Heer A. Palthe, het kabbelend beekje in het dal en het
gekronkel van allerlei kleine paadjes.
Onzen weg vervolgend komen we langs het Middelkamp op den weg naar de
Tanke uit, de oude bekende boerderij aan den voet van den Tankenberg
gelegen en vlak voor ons verrijst het historische koepeltje. Het
vergezicht vanaf dit koepeltje is wel een der meest bekende uit deze
streek en honderden bezoekers komen jaarlijks van hieruit het mooie
Twentsche landschap bewonderen, dat ver over den boschrand daar voor ons
ligt. Het koepeltje en de boerderij de Tanke behooren tegenwoordig bij
de villa Egheria, en men mag dit historisch plekje vrij bezoeken.
Het is te hopen. dat vooral op Pinkster- en Hemelvaartdagen het publiek
de bosschen en de landenrijen, die in de Lutte nog bijna nergens zijn
afgesloten niet in brooddronkenheid zal vernielen en zoo de eiqenaren
noodzaken hun bezittingen af te sluiten.
Afdalend komen we nu spoedig op den weg die naar de Hulst en naar Oldenzaal leidt (BIauwe horizontale streep).
Bovenbeschreven wandeling is niet geheel voor fietsers geschlkt en men zal het rijwiel nog wel eens aan de hand moeten leiden.
5. Veldwandeling Oldenzaal-Denekamp over Rossum-Volthe door Voltherveld-Watermolen Singraven naar Denekamp. Van Denekamp over Everlo-Rossumsche straatweg terug. (Bruin kruis).
Zeer weinigen, ook zij die vrij goed in de omstreken van Oldenzaal
bekend zijn, kennen deze mooie veldwandeling met al haar
aantrekkelijkheden. In geen enkelen gids mocht ik ze aantreffen. En toch
biedt deze tocht, drie uur heen en twee en een half uur terug zoo
buitengewoon veel aantrekkelijkheid. Wielrijders kunnen den heelen tocht
zeer goed over het prachtig onderhouden fietspad maken. Ook leent deze
wandeling er zich zeer goed toe om hetzij den heen, hetzij den terugweg
per spoor naar Denekamp af te leggen. In dit geval geef ik echter den
raad vooral de eerste wandeling te maken.
Foto: Rossummer Molen
Als men den straatweg Oldenzaal-Weerselo tot aan mijlpaal 7 heeft
afgelegd, even achter de boerderij het Westrik, loopt rechts van den weg
het te volgen fietspad naar Rossum.
Tusschen de akkers en velden door, steeds het fietspad volgend, is tot
aan het kruispunt geen vergissen mogelijk. Nu neemt men het rechts
loodrecht op den nu gevolgden weg staande pad. Sierlijk verrijst achter
ons over de velden de Plechelmustoren boven het stadje Oldenzaal en al
spoedig steekt het slanke torentje van Rossum voor ons zijn spits boven
de groenende boomen. Overal langs den weg golvende korenvelden en
bloeiende akkers, op den achtergrond door boomen omlijst; rechts een
mooi gezicht op de bergen van de Lutte, door Egheria als met een witte
wachtpost in de verte bezet. Wondermooi is de aankomst in de kom van het
liefelijke dorpje; het kerkje met enkele huizen, temidden van slanke
boomen gelegen.
Vlak langs de kerk volgen we even den grooten weg en zien spoedig, den
naar rechts buigenden weg verlatend, voor ons het fietspad doorloopen.
Even een kleine bebossching en dan weer de akkers en velden, prachtige
vergezichten, naar rechts en naar links gedurende den heelen verderen
tocht. Tot aan Volthe overal vruchtbaren bodem, vruchtbare weiden met
mooi vee, vruchtbare akkers met golvend graan, of weelderige vruchten.
Niet een eentonig landgezicht, maar overal roode boerderijen, meest door
hooge boomen omgeven, als rustpunt voor het oog, overal kleine boschjes
of boomengroepen, te midden der velden. Na Volthe begint het mooie veld
met aardige waterpartijtjes; een schilderachtige landweg loopt langs
ons pad. Na de Schiphorsterbrug begint weer een vruchtbaar gedeelte en
spoedig hebben wij de oevers der grillig kronkelende Dinkel bereikt.
Hier begint het prachtige landgoed Singraven van den Heer Laan. Een mooi
beschaduwde weg voert ons naar de watermolen, bij het café Dissel. Hier
heeft men wel de mooiste rustplek, die men zich kan wenschen. De Dinkel
met zijn begroeide oevers, de stuw en het schuimende water, de
watermolen en het wentelende waterrad, vredige rust en heerlijke natuur.
Langs het huis Singraven, door mooie lanen brengt de weg ons nu al heel
gauw in het dorp Denekamp. Het loont zeker de moeite hier de Katholieke
kerk even te bezoeken. Door den architect te Riele, die het nieuwe
gedeelte heeft bijgebouwd, is het oude gedeelte en de toren ongeschonden
gelaten in harmonisch geheel met de nieuwe kerk, eenvoudig, stemmig,
maar mooi. De gids voor Denekamp geeft er een uitvoerige beschrijving
van en het ligt niet op onzen weg dit geheel te herhalen.
De terugweg gaat over den straatweg naar Oldenzaal over de Dinkel, eerst
nog langs het Museum “Natura Docet”, dat de bezichtiging dubbel waard
is, tot aan den molen. Hier rechts van den weg weer een fietspad dwars
door de velden als op onzen heenweg, dan langs het landhuis het Everlo
van de wed. Racer Palthe, te midden van eiken en beuken gelegen en
langs flinke boerderijen naar den straatweg Rossum-Oldenzaal, dicht
langs een oude molen. Weer hetzelfde beeld als op den heenweg, weer
dezelfde mooie vergezichten. De straatweg Rossum-Oldenzaal naar links
volgend komen we Oldenzaal weer binnen langs den zelfden weg, waarlangs
we het hebben verlaten.
Zonder deze geheel te beschrijven geven we nog eenige zeer mooie wandelingen aan.
6. Ook geschikt voor wielrijders. Eerst volgt men de groene punt. (zie
2e wandeling tot aan de oude postweg). Slaat nu links af (roode ring) en
volgt de oude postweg over het Beernink van de Heeren Bloemen en
Gelderman, komt langs het prachtige Arboretum, dat op verzoek bij den
boschwachter te bezichtigen is en bereikt spoedig den straatweg de
Lutte-Losser. Wanneer men dezen naar links volgt bereikt men spoedig den
Bentheimerstraatweg.
7. Eerst den Bentheimerstraatweg volgen tot aan het Zwaantje en dan den
groenen driehoek volgen langs den Sintelweg die langs het landhuisje van
Mevr. Molkenboer, langs de boerderij de Reuver en villa de Paaschberg
van den Heer Stork naar het Ophuis voert, van hier uit volgt men de
blauwe horizontale streep over den Tankenberg.
8. Ook voor wielrijders. Men volgt den Bentheimerstraatweg tot het
fietspad, achter Café de Scheper en volgt nu, lila vierkant, mooi
fietspad tot aan Lage Kavik, en komt verder de blauwe streep links
volgend naar den Tankenberg.
9. Naar Koppelboer. Nijhuss, Monninkhof, wandeling 3, blauwe streep,
iets voorbij de eerste boerderij na Monninkhof volgt men niet het
fietspad, maar den Sintelweg, nu lila pijl, die ons verder over het
Beernink van den Heer . J. H. Gelderman, langs het Kruisselt en de ronde
bank, den z.g.n. Preekstoel naar het Zwaantje brengt.
10. Een aardige wandeling is ook te combineeren, door bij de boerderij
Loeksboer van den Heer Bloemen, na tot zoover de blauwe streep te hebben
gevolgd, het eikenbosch rechts in te draaien en de gele teekens te
volgen, bij wachtpost 32 de spoorlijn overgaan, tot aan den ouden
postweg, van waaruit men langs verschillende wegen Oldenzaal weer kan
bereiken. (Zie wandeling 6).
11. Door de Eekte over het Hazewinkel naar de Henqeloschestraat, blauwe driehoek.
Gepost door Overijssel – Plaatsbeschrijvingen 1880-1930 op 00:59 Geen opmerkingen: Labels: 36. Gids voor Oldenzaal en De Lutte (1927), De Lutte (1927), Oldenzaal (1927